Onzichtbaar hoogbegaafd

‘Voordat we beginnen wil ik alvast de uitslag delen van het intelligentieonderzoek, er is sprake van een gemiddelde intelligentie, daar hoeven we niet meer naar te kijken.’ De psycholoog, die sinds kort ons gezin begeleidt, is op school voor een groot overleg over onze zoon. De leerkracht van groep zes knikt, hij vermoedde al zoiets en laat de laatste Cito-scores zien. De intern begeleider is druk bezig met typen. Ik denk aan de uitslag van het intelligentieonderzoek en de grote verschillen tussen alle onderdelen, maar ik zeg niets. Wat weet ik er nou van? De psycholoog is op ons pad gekomen nadat we een verwijzing van de huisarts hadden gekregen. Liever hadden we een intelligentieonderzoek laten afnemen door een specialist op het gebied van hoogbegaafdheid, maar dat blijkt nog niet zo makkelijk. Er zijn lange wachtlijsten en de specialisten in onze regio moeten uit eigen zak worden betaald. De psycholoog legt uit dat ze onze zoon begeleidt in verband met de woede-uitbarstingen thuis. De leerkracht geeft aan dat hij dit beeld op school niet herkent. Hij zou bij wijze van wel dertig kinderen zoals onze zoon in zijn groep willen. Op school gaat het goed, hij heeft vrienden, is sociaal en kan goed meekomen. Er zijn eigenlijk geen bijzonderheden, ja, het is een gevoelige jongen en het valt op dat hij nooit om hulp vraagt. Al snel richt het gesprek zich op de thuissituatie. In mijn hoofd slaat de onzekerheid toe. Hoe hebben we ooit kunnen denken aan hoogbegaafdheid? Willen wij dat ons kind speciaal is? Ziet school ons nu als ‘die ouders’ en nemen ze ons niet meer serieus? Wat zeggen de woede-uitbarstingen over ons gezin en onze opvoedvaardigheden? Het gesprek wordt afgerond met de conclusie dat de begeleiding thuis waardevol is en wordt voortgezet. Voor school is er geen aanleiding om iets aan te passen of om een vervolgafspraak te plannen, maar we mogen altijd aan de bel trekken als we een vraag hebben. Ik kijk wel uit, denk ik. Voorlopig houden we ons gedeisd. En er is werk aan de winkel. Thuis.

Twee jaar later, de begeleiding van de psycholoog is dan al lang afgerond, komen de woede-uitbarstingen bijna niet meer voor. Wel zo makkelijk voor ons gezin, maar onze zoon is over de hele linie vlakker geworden. Het kind dat altijd met een nieuwsgierige blik naar de wereld keek is verdwenen. Zijn Cito-scores zijn verder gedaald, maar nog voldoende. Zijn nieuwe leerkrachten noemen hem liefkozend ‘een beetje lui’. Soms knaagt het nog aan me. Ik denk aan het kind dat hij was in groep één en aan de juf die ons toen vroeg: ‘Komt hoogbegaafdheid in jullie familie voor?’ En hoe wij lachend nee schudden. Zijn beste vriendje, dat de hele dag door ingewikkelde vragen over het heelal stelde en zichzelf had leren lezen, was hoogbegaafd. Zo was ons kind niet. Het onderwerp werd gesloten.

Het laat me niet helemaal los, maar ik durf niets meer te vragen aan school en we hebben nog steeds geen geld om zelf een onderzoek te betalen. Dan komt er een kans. We kunnen, via mijn werk, meedoen aan de totstandkoming van de normering van een nieuw intelligentieonderzoek, speciaal ontwikkeld voor (vermoedelijk) hoogbegaafde kinderen. De uitslag volgt vlak voor de overgang naar de middelbare school en er is geen twijfel mogelijk. Ons kind is hoogbegaafd.

Er vallen puzzelstukjes op hun plek. En er is rouw om hoe onze zoon niet is gezien en dat wij, zijn ouders, dat niet hebben kunnen voorkomen. We slaan een nieuwe weg in. Maar het zal nog drie jaar duren, het moment waarop onze zoon vastloopt op de middelbare school, voordat school ons opzoekt voor samenwerking in plaats van andersom. En voordat wij per toeval iemand vinden die echt gespecialiseerd is in hoogbegaafdheid, we niet zelf hoeven te betalen en waar we zonder ingewikkelde procedures en formulieren terecht kunnen. Voor het eerst komt er beweging. De blik van school verandert, onze zoon is bereid om het woord hoogbegaafd te onderzoeken in zichzelf en onze schouders voelen lichter zodat er ruimte komt om ook de mooie kanten van hoogbegaafdheid te ontdekken.

Het beste vriendje uit groep één, nog steeds een vriend van onze zoon, doorloopt inmiddels succesvol het gymnasium, is hoopvol en heeft vertrouwen als hij aan de toekomst denkt. Onze zoon stroomt af naar het vmbo, heeft een enorme hekel aan school gekregen en wantrouwt ‘het systeem’. Kinderen zijn verschillend en we moeten af van het denken in ‘hoger’ en ‘lager’. Maar toch. Wat als onze zoon vanaf groep één met een hoogbegaafde blik was bekeken? Wat als de hb-specialist toen al naast ons had gestaan? Mijn hart krimpt als ik zie wat ons onderwijssysteem doet met het zelfbeeld van sommige kinderen. En ik ben hoopvol. Om de vriendschap die het heeft overleefd.

Delen mag!
Twitter
Visit Us
LinkedIn
Share

Laat een Reactie achter