Erkenning, met stip op één!

‘Wat moet ik nou doen als mijn kind zo boos wordt?’ ‘Wat ik ook zeg, ze lijkt alleen maar bozer te worden.’ ‘Probeer ik te troosten, roept hij nog dat ik een stomme moeder ben’, of ‘wil ik met haar praten, zegt ze dat vaders het toch niet begrijpen’…

Het is zo precair, het moment dat de boosheid de overhand neemt, dat redelijk denken wordt uitgeschakeld, dat je een situatie bij wilt sturen, je kind wilt troosten of kalm wilt krijgen. Je gaat uitleggen, sussen, corrigeren – eigenlijk doe je een beroep op het denken, terwijl dat juist vervaagd is door die donkere wolk van boosheid.

Stel je voor, je hebt een rotdag op je werk. Jouw baas geeft sowieso makkelijker kritiek dan een complimentje. Vandaag heb je bijzonder hard gewerkt aan een creatieve oplossing die jij zelf  bedacht had en hij zegt: ‘ach, dat hadden we net zo makkelijk op dezelfde manier als vorig jaar kunnen doen’. Je komt thuis en blaast stoom af tegen je man of vrouw, vriend of vriendin. Je baalt, je gooit een keukenkastje te hard dicht, je snauwt tegen de mauwende kat. En dan zegt die man, vrouw, vriend of vriendin: ‘kop op joh, je weet al lang dat die baas niet zo’n fijne vent is. Je weet zelf dat je goed werk doet, je hebt zijn complimentjes helemaal niet nodig!’ Hoe voel je je nu? Begrepen, gesteund? Nee, vast niet. Eigenlijk heb je nu drie problemen: een stomme baas, een niet begrijpende partner én het idee dat je eigenlijk niet boos mag zijn.

En dat laatste is voor kinderen misschien wel het lastigste. ‘Ik ben boos maar dat vindt papa zo vervelend.’ ‘Ik wil huilen en stampvoeten maar dan vindt mama mij niet lief.’ ‘De juf of mijn klasgenoten vinden het gek dat ik altijd zo snel boos word’…

De sleutel is: erkenning van de emotie. Die staat met stip op één. En erkenning gaat verder dan ‘ik zie dat je boos bent’, want dat zinnetje strijkt soms juist tegen de haren in. ‘Ja, duhuh, wat denk jij dan, jij zou zeker niet boos zijn’, krijg je dan al gauw terug. Echte erkenning is benoemen wat je ziet en hoort én je in de situatie verplaatsen. ‘Ik zie tranen, ik zie de boosheid in je ogen, ja, ik weet dat je je zó verheugde op dat speelafspraakje, wat een teleurstelling he?’

In mijn plusgroep voor kleuters probeerde ik het eens uit, met succes. In die groep zat Liza, een bruisend, creatief kind met twinkelende, soms felle, donkere ogen. Liza kwam altijd huppelend binnen maar ging nooit huppelend weg. Zodra de ouders hun kinderen kwamen halen, ging haar gezicht op onweer. Vaak kroop ze dan ergens weg in de kamer. Zo ook dit keer. Ze dook onder een tafel en begon die aan de poten heen en weer te schuiven. Er viel een bak met stiften op de grond en ik vroeg haar om de tafel te laten staan. Ze ging zitten, nog altijd onder de tafel, in kleermakerszit, met haar armen over elkaar en haar gezicht boos naar beneden gericht. Wat kon ik doen? Haar moeder had haast en ik wilde de andere ouders nog spreken. Even probeerde ik Liza tot rede te brengen, maar ik kwam niet door de wolk van boosheid heen.

Dan besluit ik het anders te doen. Ik ga op mijn hurken zitten en kijk onder de tafel. Liza kijkt nog steeds boos naar de grond. Ik kruip naar haar toe en ga rustig bij haar zitten. Ik zeg niks, probeer alleen oogcontact te krijgen. Haar donkere ogen flitsen even langs de mijne en dan slaat Liza haar blik weer neer. ‘Grrr’, bromt ze even. Maar ik heb genoeg gezien. ‘Zo, jouw ogen staan héél boos’, zeg ik. Haar wenkbrauwen fronsen nog wat extra, ‘ja!’, zegt ze, ‘ik bén ook heel boos!’ ‘Je bent maar even weggekropen onder de tafel he?’ Ze knikt. ‘Volgens mij heb je gewoon helemaal geen zin om weg te gaan?’ Ze heft met een snelle beweging haar hoofd op, ze kijkt me recht aan, in haar ogen zie ik een twinkel. ‘Vind je het zo jammer dat het de laatste keer voor de vakantie is?’ Haar gezicht ontspant, ze knikt heel hard, er komt een kleine glimlach om haar mond. ‘Ja’, zegt ze, ‘nu kan ik twee weken niet naar jou toe!’ Ze pruilt er bij, haar ogen staan nu licht verdrietig in plaats van boos. ‘Nou’, zeg ik, ‘dat is jammer hè, ik zal jullie ook missen hoor!’ Ze schiet naar voren en hangt om mijn nek, ‘jij bent de liefste’, zegt ze. ‘Weet je wat’, opper ik, ‘we geven elkaar zo’n stevige kerstknuffel dat we er twee weken mee vooruit kunnen!’ Haar armen gaan nog wat strakker om mij heen, ik houd haar vast. En dan kruipen we samen onder de tafel vandaan en maken alvast een plannetje voor in januari. En dit keer zie ik Liza wel huppelend de deur uit gaan!

Delen mag!
Twitter
Visit Us
LinkedIn
Share

Laat een Reactie achter