Anders en toch hetzelfde

Een persoonlijke en professionele ontdekkingstocht

“Papa thuis!”, riep mijn zoon van anderhalf blij toen zijn vader binnenkwam. Onze oppas, leidster op een kinderdagverblijf, merkte op dat tweewoordzinnetjes meestal rond de tweede verjaardag beginnen.  Tegen die tijd sprak onze dreumes: “gisteren hebben we pizza gegeten”, en, “eerst oversteken dan eend kijken”.  Hij wilde moeilijke woorden leren. Favoriet was de ‘pneumatische boormachine’, uit ‘Trompet voor Olifant’, van Max Velthuijs. Gelukkig bestaat er geen voorschools AVI-niveau, dat het vocabulaire in boekjes voor tweejarigen zou moeten bepalen.

Wij merkten dat allemaal niet op als bijzonder. We genoten van zijn leergierigheid en enthousiasme. Hij leerde heel veel liedjes en we lazen eindeloos voor. “Nog een boek!’ klonk het steevast nog voordat we de laatste zin gelezen hadden.  We konden nog niet bevroeden dat zijn tempo van leren, zijn gretigheid om te weten, zijn ongelooflijk ontvankelijke geest, problemen zouden gaan opleveren in het onderwijs…We wisten nog niet dat hij zo anders was dan anderen…We wisten nog niet dat anders zijn steeds minder past…

Drie jaar voor zijn geboorte kwam ik via een familielid bij het tijdschrift Talent terecht. Een tijdschrift over hoogbegaafdheid? Het was überhaupt voor het eerst dat ik van het hele begrip  hoorde. Maar ik dook er in. Ik schreef de discussierubriek, leerde ‘de namen’ kennen van de hb-wereld, verdiepte me in hun visies, vormde voorzichtig mijn eigen mening.

In 2007 richtte Jan Hendrickx de Leonardoscholen op. Aparte afdelingen voor hoogbegaafden. Hb-ers alleen bij hb-ers in de klas, een apart programma en een speciale leerkracht. Hm, moest dat nou, vroeg ik me af? Is dat nou wel nodig? Ja dat was het. Het was hard nodig. Dat zag ik en hoorde ik steeds weer, van leerkrachten, ouders én van de leerlingen zelf, elke keer dat ik hen interviewde voor reportages voor Talent. Ik leerde over het waarom achter de initiatieven voor hoogbegaafde leerlingen. Leren leren, zône van de naaste ontwikkeling, doorzetten, fouten durven maken en bovenal, ontwikkelingsgelijken! Je hoeft maar een paar kinderen te zien die opbloeien van een plusaanbod en je weet voorgoed hoe belangrijk het is. Het begon met weten. Voelen ging ik het pas echt toen ik als moeder voor dergelijke keuzes kwam te staan.

Onze zoon liep vast op een Jenaplanschool die te weinig uit de voeten kon met zijn hoogbegaafdheid. Hij had een moeilijk jaar in groep vier. Gelukkig had ik een externe plusklas gevonden waar hij op de woensdagochtend naar toe kon. Elke woensdag om 12 uur kreeg ik een flexibel, enthousiast en zachtaardig kind mee naar huis. Die goede bui hield aan tot in het weekend, om vervolgens aan het begin van de week weer plaats te maken voor verveling, dwarsheid en een kort lontje. Wij zagen dus wat nodig was. Begrip, aandacht, inspirerende lesstof en leeftijdgenootjes die ‘hetzelfde anders’ waren, zoals een meisje uit de plusgroep het noemde. Aanpassingen op school bleven uit en wij waagden de stap naar een Leonardoschool. Binnen drie weken hadden we ons kind terug. Het klikte met de leerkracht, hij maakte vrienden, at beter, sliep beter, groeide fysiek en mentaal en ging letterlijk zingend naar school.

Ik begon tegelijkertijd aan de opleiding tot talentbegeleider bij Novilo. Hoogbegaafdheid was niet voor niets zo ‘toevallig’ op mijn pad gekomen. Daar hervond ík mijn leergierigheid en trof ik mijn peers. Mijn visievorming ging door. In die tijd raakte ik er steeds meer van overtuigd dat voltijds hb-onderwijs dé oplossing was. Totdat wederom, mijn persoonlijke ervaringen mijn visie kleurden. De fijne Leonardoschool, met het zeer kundige team, raakte in crisis. De nieuwe directeur was een manager, geen pedagoog. Leerkrachten vielen uit, overspannen of door ziekte, invallers die een hb-klas aan konden waren niet te vinden, de kinderen werden onrustig, de chaos steeds groter. Dat betekende weer een schoolwissel – en andere ouders die dit lezen, zullen begrijpen dat dit ene zinnetje een drama omvat. Voort gingen we, moesten we. Naar een school met een pilot van vijf ochtenden plusgroep per week. Onthutsend was het dat juist de hb-specialist van die groep de plank volledig mis sloeg, terwijl de leerkracht van de reguliere groep wél de goede knop wist te vinden bij onze zoon. Het was daardoor dat ik mijn visie weer nuanceerde. Wat ontbreekt er als het mis gaat, wat maakt dat het goed gaat?

Het antwoord zit in de wijze woorden van dat meisje; hetzelfde anders zijn. Alle kinderen zijn verschillend en alle kinderen zijn gelijk.

Elk kind wil leren, ontwikkelen en groeien. Zelf doen, zelf beslissen, groot worden, als groot gezien worden. Iets moeilijks succesvol volbrengen, een taak krijgen die iets van je vraagt. Alle kinderen willen gelijken ontmoeten, vrienden hebben, het goed hebben met de leerkracht, erbij horen. Alle kinderen hebben, kortom, dezelfde basisbehoeftes; relatie, competentie en autonomie.

Pas als wij als volwassenen zorgen dat deze drie behoeftes vervuld kunnen worden,  kunnen onze hoogbegaafde, intense kinderen zich ten volle ontwikkelen. Daar zijn op school geen kasten vol materialen en dure opleidingen voor nodig. Met of zonder kennis van hoogbegaafdheid gaat het er om dat een leerkracht vanuit respect en authenticiteit de relatie aan kan gaan met die ene alerte, slimme, vaak (terecht) kritische leerling. Met hun fijn afgestelde voelsprieten hebben hoogbegaafden in een oogwenk door hoe jij het met hen bedoelt. Kijk naar het kind, neem waar en mobiliseer in jezelf de wil, ja zelfs het verlangen, om dit kind écht te leren kennen. En dan te laten groeien.

Delen mag!
Twitter
Visit Us
LinkedIn
Share

Laat een Reactie achter