Wat deze tijd ons kan leren over leren
Afgelopen weken kregen we als ouders een inkijkje in het schoolwerk van onze kinderen. Tegelijkertijd konden we zien hoe onze zonen of dochters reageerden op het lesaanbod. Ik lees zo links en rechts nogal wat verbazing en soms ergernis, vooral bij ouders van hoogbegaafde leerlingen. Over het niveau van het werk (zoooooo simpel), de herhaling (lessenlang hetzelfde, en nee, dat is niet hetzelfde als automatiseren) en de uitleg waar geen uitleg (meer) nodig is. Ook missen zij, en ik met hen, het gebrek aan creativiteit en ervaringsgericht leren. Ik vraag me al heel lang af waarom we kinderen niet leren rekenen door ze winkeltje of Monopoly te laten spelen. Of taarten bakken en dan breuken leren met het verdelen in stukken. Daarmee zouden ze meteen een paar onmisbare vaardigheden trainen, zoals plannen, organiseren en doelgericht handelen.
Soms is het schoolwerk ook te moeilijk. Niet zozeer de inhoud, maar de wijze waarop. Is het duidelijk wat kinderen moeten doen? Is het niet te veel? Is er een overzicht, op papier of digitaal? En werkt dat goed, ofwel, hébben ze ook overzicht? Schoolwerk thuis, aan die tafel waar je anders gezellig spelletjes doet. Je ouders die er op toezien dat je alles braaf maakt. Zelf aan het werk gaan, zonder klasgenoten, zonder begeleiding van de juf of meester. Twijfel hebben aan je kunnen, misschien. Zoveel redenen om niet te willen, niet te kunnen of niet te durven.
Met dat inkijkje wordt ‘vreemd’ gedrag ineens begrijpelijk. Het uitstellen, de smoesjes, na twee zinnen het schrift door de kamer gooien, hangen over tafel, een spanningsboog van een peuter. Nu snappen ouders waar die weerstand vandaan komt. Nu snappen ze ook dat het de leerkracht soms niet lukt om daar doorheen te breken. Belangrijke inzichten voor de komende tijd, omdat kinderen deels op school, deels thuis zullen leren. En een kans, hoop ik, om betere afstemming te krijgen tussen school en ouders over de begeleiding van onze hoogbegaafde kinderen.
Uit ervaring weet ik dat het model van Lev Vigotsky over de leerzones daarbij heel behulpzaam kan zijn. (zie afbeelding) Te makkelijk werk ligt in de groene cirkel: ‘wat ik al kan’. De stof is niet prikkelend, de motivatie om te leren gaat in rook op. ‘Saaaaaaaaaiiiii’, klinkt het dan, ‘makkellluuuuuuk’, of zelfs: ‘dit is voor baby’s!’ Het motortje gaat uit, misschien wordt je kind boos, of zie je alle energie wegstromen… Schiet een kind daarentegen snel in de paniek, dan is er juist iets te moeilijk. Is de stof te ingewikkeld, te veel, de instructie onduidelijk, of lijkt het misschien alleen maar te moeilijk? Worstelt je kind met een fixed mindset waardoor het bij voorbaat zegt: ‘dit kan ik toch niet’? Dit valt allemaal in de rode cirkel: ‘wat nu nog te moeilijk is om te leren’. Je kind zoekt naarstig naar houvast in deze paniekzone, of haakt helemaal af. Stress gooit de cognitieve vermogens op slot, dus leren zit er hier niet in.
Dan de middelste cirkel, de roze: ‘wat ik kan leren met hulp’. Dit is de zone van de naaste ontwikkeling. Dáár gebeurt het. Dit is de zone waarin ieder mens leert. Natuurlijk, niet alleen hoogbegaafden. Een leerproces is namelijk universeel. Het is een wijdverbreid misverstand dat hoogbegaafden daarin iets compleet anders nodig zouden hebben. En een beetje mijn stokpaardje; hoogbegaafde kinderen zijn anders en toch hetzelfde. Alle kinderen willen, van oorsprong, nieuwe dingen leren en groeien en beter worden in iets. En alle kinderen hebben positieve stimulans nodig van volwassenen om tot leren te komen.
‘Hoogbegaafden hebben uitdaging nodig’, is de gevleugelde kreet. Dat is zo, het is zelfs een waarheid als een koe. Maar het punt is dat álle kinderen uitdaging nodig hebben. Omdat álle kinderen elke dag weer in die leerzone gebracht moeten worden om iets nieuws te kunnen leren. En de crux is dat ons onderwijs zich richt op de gemiddelde leerling. De stof van het betreffende schooljaar brengt het gros van de leerlingen precies in de gewenste leerzone. Daar ligt voor hén de juiste uitdaging. Voor een hoogbegaafd kind, dat een voorsprong heeft en sneller leert dan gemiddeld, ligt die leerzone nu juist een eindje verderop. Dus moeten we de stof, qua niveau en tempo, aanpassen om de juiste uitdaging te krijgen. Zo simpel is het.
Ik hoop dat jullie hier iets aan hebben, voor je kinderen thuis, voor je leerlingen op school. Breng ze niet in de comfortzone, niet in de paniekzone, maar precies daar waar een kind kan groeien en bloeien!