In de alarmstand

Boos. Woedend. Briesend. Als kinderen snel, vaak en intens boos worden, hebben zij al gauw een soort van donderwolk boven zich hangen. ‘Thomas is áltijd boos’, hoor je als moeder een klasgenootje zeggen. ‘Lisa is een ruziezoeker’, zegt jullie buurmeisje. ‘Ja, jij hebt een temperamentvol knulletje hè’, zegt een ouder met een goedbedoelde knipoog op het schoolplein. En zelf roep je misschien ook in je wanhoop uit ‘waarom kan het nóóit eens rustig gaan hier?’

Boosheid is een van de vier primaire emoties. Blij, bang, bedroefd zijn de andere drie. De emotie ‘boos’ is een teken van onvrede, van iets dat niet strookt met jouw belangen. Stel, een kind pakt iets van een ander kind af. Wat wekt dat op? Irritatie, schrik, gevoel van oneerlijkheid, geef terug, vechtlust, boosheid…Het lichaam maakt adrenaline aan, het hart gaat sneller kloppen, soms verschijnen er rode vlekken in het gezicht. Je voelt dat er iets niet klopt en al snel komt dat signaal ook in het mensenbrein aan, waarmee we gedachten gaan produceren over de gebeurtenis. ‘Het zijn mijn spullen’, ‘dit is niet netjes’, ‘gisteren pakte ze ook al wat van me af’, ‘ik wil gewoon leuk spelen’, ‘ze mag me niet’… en ga zo maar door. Vanuit dat mensenbrein handelen wij vervolgens. Al gaat het razendsnel, er zit een moment in dit proces waarop je kiest voor gedrag. Voor wat je zegt en wat je doet. Mits.

Mits het mensenbrein de tijd heeft gekregen om zich er mee te bemoeien. Want de prikkel van ‘dit klopt niet’ begint in het reptielenbrein, gaat naar het zoogdierenbrein waar ‘boos’ gevoeld wordt en bereikt pas daarna het mensenbrein. Het mensenbrein stelt ons in staat onze emoties in toom te houden, te reflecteren op wat er gebeurt en zelfs, in een fractie van een seconde, te overzien wat het gevolg kan zijn van er op los slaan en dan besluiten om dat maar niet te doen. Bij kinderen is die emotieregulatie nog een stuk minder ontwikkeld. Zij zullen dus sneller echt primair reageren – slaan, schreeuwen, huilen, iets kapot gooien. Daarna komt het mensenbrein met het berouw aansjouwen…

Hoogbegaafde, zeer gevoelige kinderen die erg vaak boos zijn, of misschien zelf chronisch boos geworden zijn, zijn dat niet voor niks. Meestal zie ik dat zij al heel vaak en vanaf jonge leeftijd die situaties van onvrede hebben meegemaakt. Door onbegrip van de buitenwereld, door verwarring in henzelf, door het gemis aan aansluiting, door hun enorme rechtvaardigheidsgevoel, door hun perfectionisme. En elke keer dat zij daar intens boos op reageerden, groeide die donderwolk boven hun hoofd. Groeide ook het onbegrip en de oordelen om hen heen. En groeide weeeeeer hun boosheid. Het brein staat dan als het ware in de alarmstand voor de triggers van boosheid en het kind reageert steeds vaker en sneller vanuit het reptielenbrein; primair, direct en ogenschijnlijk ‘onnodig’ heftig.

We kunnen onze kinderen hierbij helpen door die wolk van boosheid te nuanceren. Boosheid is een groot begrip. De Amerikaanse psycholoog Gerrod Parrot benoemde secundaire en tertiaire emoties naast de primaire. Boosheid omvat dan bijvoorbeeld irritatie, frustratie, afkeer, jaloezie, vijandelijkheid, bitterheid, haat…Kijken we met onze kinderen naar díe gevoelens, dan komen we meteen wat dichter bij de reden van boosheid. En tonen daarmee begrip. Een kind dat weet ‘ik ben snel gefrustreerd als iets niet lukt’, zal zich anders voelen dan een kind dat denkt ‘ik ben altijd boos.’

Ik leerde er op die manier naar kijken toen bij mijn zoon, destijds zes jaar, de donderwolk een keer barstte. Hij stampte naar boven en smeet de deur van zijn kamer achter zich dicht.  Zijn boosheid verbaasde mij kennelijk en ik riep hem achterna ‘hé jongen, waarom ben je nou zo boos?’ Vanuit zijn kamer klonk snikkend ‘ik bén helemaal niet boos!’ Ik: ‘Oh, aha, maar wat dan?’ ‘Ik ben GE-IRRITEEEEEEEEEEEEERD!!!!!’ Heimelijk moest ik lachen. Tegelijk hielp het me om de situatie anders te bezien en naar zijn verhaal te luisteren.

Delen mag!
Twitter
Visit Us
LinkedIn
Share

Laat een Reactie achter