Het past niet

30-5-2020

Deze dagen is het in alle media te lezen; passend onderwijs past niet. Of, met een positievere mindset uitgedrukt: het past nog niet goed genoeg. Maar ik kan me beter vinden in het eerste zinnetje. Iets past of past niet. Als je schoenmaat 40 hebt, past maat 38 niet. Ook niet een beetje. Elke teen in de knel is er een te veel…

Afgelopen donderdag verscheen het eindrapport evaluatie passend onderwijs. De eerste conclusie: de organisatie van passend onderwijs is verbeterd. Ik vraag me dan wel af voor wie. Want ik weet heel zeker dat ik niet de enige ouder ben die hemel en aarde heeft moeten bewegen om íets van passend onderwijs van de grond te krijgen.

De tweede conclusie luidt dan ook: voor leraren en ouders heeft de stelselwijziging echter minder opgeleverd dan gedacht. Dat lijkt me een understatement. Ik zou zeggen, NOG minder dan gedacht, dan klopt het wel.

Derde conclusie: het effect op leerlingen en studenten is niet goed vast te stellen. Huh? Dat verbaast me. Waar blijven de feiten dan? Al die kinderen die vastlopen, afstromen, uitvallen, thuis zitten, ziek worden van school, ja zelfs een schooltrauma oplopen? Gaat het beter of slechter met de schoolgaande jeugd sinds passend onderwijs? Die vraag lijkt me gemakkelijk te beantwoorden.

Tegelijk is er niets verbazends aan. Want Slob en consorten zijn bezig met beleid, rapporten en financiële cijfers. In Den Haag ontwierpen ze een systeem dat in theorie zou moeten kunnen werken. Bureauwerk is het, zonder met de voeten in de klei te staan. Dat ze daarbij, haast letterlijk, met een enkele pennenstreek de schooltijd, de jeugd, het leven van vele kinderen tot een chaos en ellende maken… zijn ze daar mee bezig? Of hoort dit er bij? ‘You have to clutch some eggs to make an omelette.’ Collateral damage. Ben ik de enige die aan deze termen denkt?

Vastlopende kinderen, uitvallers en thuiszitters hebben volgens het rapport een psychisch complexe problematiek, en/of een ingewikkelde thuissituatie. Hoogbegaafde kinderen die uitvallen zouden alleen kinderen zijn bij wie een hoog IQ samengaat met gedragsproblemen. Ouders zouden vaak te veeleisend zijn, vooral hoogopgeleide ouders.

Ik word verdrietig als ik dit lees. En niet alleen verdrietig, maar ook boos. En daar moeten ouders mee oppassen. Voor je het weet, krijg je te horen dat je labiel of te beschermend, te assertief of veeleisend bent. Zodra een kind in de knoop zit, balanceert de ouder op een dun lijntje van hoe zijn of haar reactie mag zijn. Menig ouder riskeert daarmee zijn eigen glazen in te gooien. Maar hoe kun je anders, als het welzijn van je kind op het spel staat?

Vandaag voelde ik machteloze woede – waarom snapt men niet hoe het echt zit?

Wij hebben het levende voorbeeld in huis van een enthousiast en leergierig kind, dat vastliep waar het niet goed was en opbloeide waar het wel goed was. Gefrustreerd door te makkelijk werk en eindeloze herhaling, gelukkig op een hb-school waar de leerkrachten hem begrepen, diep verdrietig toen die school geen veilige plek meer was, weer opverend op een kleine, liefdevolle particuliere school en nu, tenslotte, als een vis in het water op het gymnasium.

In de zo verschillende situaties, zie je dan een al even verschillend kind. Van een ronduit fijne leerling naar een moeilijke jongen met ‘gedragsproblemen.’ Wat heb ik een hekel aan dat stempel. Een kind is niet zijn gedrag, een kind heeft ook geen gedragsprobleem. Een kind kan zich wel lastig gedragen. En dat gedrag komt ergens vandaan. Er is een oorzaak voor, een reden. En die oorzaak ligt bijzonder vaak in de omgeving, de school zelf dus. In de opvattingen over hoogbegaafdheid, de bereidheid om speciale ondersteuning te bieden, in het aanbod, de pedagogische benadering, de didactische aanpak.

Dát, minister Slob, is een grote blinde vlek in het passend onderwijs. Deze kinderen zijn niet ingewikkeld, druk, lastig, psychisch ziek, onhandelbaar. Ze kunnen dat wel worden, als ze niet de juiste begeleiding krijgen. De oplossing ligt dan niet in therapie en jeugdzorg en al helemaal niet in het speciaal onderwijs voor kinderen ‘met gedragsproblemen’. De oplossing ligt in werkelijk passend onderwijs. Een plek op een fijne school waar de kwaliteiten en talenten van kinderen worden gezien. Waar begripvolle leraren bij álle leerlingen weten te voorzien in de vervulling van de drie basisbehoeftes: relatie, competentie en autonomie.

Een vierde conclusie wisten de onderzoekers niet te verklaren: er zijn feitelijk niet meer kinderen met een speciale ondersteuningsbehoefte op de reguliere scholen dan voorheen, maar hun problematiek is wel complexer.

Moeten we hier niet gaan kijken hoeveel het (nog) niet passend onderwijs zélf aanricht?

 

 

Delen mag!
Twitter
Visit Us
LinkedIn
Share

Laat een Reactie achter